Camera-instellingen: Autofocus (AF)

Wie gaat fotograferen kan ervoor kiezen om het onderwerp handmatig scherp te stellen. Bij stillevens in een studio lukt dit meestal dan ook probleemloos. Kies je echter voor bewegende onderwerpen, dan wordt het een hele klus om deze scherp vast te leggen. Gelukkig werd daar iets op bedacht: de instelling autofocus (AF). Maar wat is dat precies en hoe gebruik je de functie? Na het lezen van dit artikel weet je wat de autofocus is, welke mogelijkheden er zijn en kun je inschatten wanneer je moet kiezen voor de AF of dat je beter handmatig scherp kan stellen.

Wat is autofocus (AF)?

De autofocus, ook wel afgekort als AF, is een automatische scherpstelfunctie op de camera. Door middel van het inschakelen van deze functie wordt de juiste afstand van het objectief tot aan het te fotograferen onderwerp automatisch geregeld. Deze functie werd in de jaren ’60 al door Polaroid geïntroduceerd – toen werd de afstand tot het onderwerp nog door middel van geluidsgolven bepaald. Inmiddels wordt hiervoor een infraroodstraal of een contrast-detectiesysteem gebruikt. De punten waarop je kunt scherpstellen noemen we de focuspunten. Het aantal scherpstelpunten is afhankelijk van het soort camera.

Focuspunten

Wanneer je door de zoeker van een spiegelreflexcamera kijkt dan kun je de focuspunten zien. Druk je de sluiterknop half in, dan zie je meestal het middelste focuspunt oplichten. Dit betekent dat de camera op dit punt heeft scherpgesteld.

Middelste focuspunt

Je kunt ervoor kiezen om het middelste focuspunt te gebruiken en hiermee te richten op dat deel dat je scherp in beeld wilt krijgen. Je verplaatst je de camera zó, dat dit punt precies over het onderwerp valt. Druk de sluiterknop half in om scherp te stellen, beweeg naar het onderwerp en druk dan pas door om de foto te maken.

Overige focuspunten

Ook kun je ervoor kiezen om een van de andere scherpstelpunten in te schakelen en het punt te kiezen dat het beste op je onderwerp valt. Dus: bevindt het onderwerp dat je wilt scherpstellen zich linksboven? Dan selecteer je het focuspunt dat daar overheen valt.

Alle focuspunten inschakelen

Naast de keuze tussen de verschillende focuspunten is er ook een optie om alle focuspunten te activeren. Deze optie kan handig zijn wanneer je meerdere onderwerpen scherp in beeld wilt krijgen die niet dichtbij elkaar zitten, bijvoorbeeld bij natuurfotografie. Gebruik deze optie niet bij portretfotografie: de ogen moeten hierbij natuurlijk haarscherp zijn en de kans dat de camera ook op de neus scherpstelt is hierbij groot. En dat is (meestal) niet de bedoeling.

Welk focuspunt kies je?

Het middelste focuspunt is gevoeliger dan de omliggende punten. Bij donkere omstandigheden heeft de camera meer moeite met scherpstellen. In dat geval kun je beter kiezen voor eerst het scherpstellen met het middelste punt en daarna de compositie bepalen. Uiteindelijk bepaal je natuurlijk zelf welke methode je het makkelijkste vindt werken. En dat vraagt om veel oefenen.

De 3 AF-mogelijkheden

Naast verschillende focuspunten zijn er ook verschillende AF-mogelijkheden.

1.       One-shot

Het ‘one-shot’ programma werkt als volgt: om scherp te stellen op het onderwerp druk je de sluiterknop half in. Zoals de naam al zegt richt de autofocus zich op één punt. Zodra het onderwerp beweegt, blijft het eerste punt scherpgesteld. Wil je een nieuw punt scherpstellen? Dan moet je opnieuw de sluiterknop half indrukken en scherpstellen. Dit programma wordt vooral gebruikt bij stilstaande onderwerpen.

2.       Al servo

De ‘Al servo’ wordt gebruikt voor het fotograferen van bewegende onderwerpen, bijvoorbeeld bij sport. Wanneer je de sluiterknop half indrukt wordt de scherpstelling op het onderwerp dat als eerste is gekozen continu aangepast. Voorwaarde hierbij is wel dat het onderwerp zich logischerwijs altijd onder de scherpstelpunten moet vallen.

3.       Al focus

Schakel je deze stand van de autofocus in, dan bepaalt de camera zelf welke van bovenstaande standen het meest geschikt is. Wanneer je voor de eerste keer de sluiterknop half indrukt, start de camera met de one-shot. Beweegt het onderwerp, dan gaat de camera automatisch over op Al servo. Staat het onderwerp weer stil, dan zal de AF weer overgaan op one-shot. Deze stand wordt veelal gebruikt bij onderwerpen die zomaar kunnen bewegen, bijvoorbeeld bij dieren.

Automatisch of handmatig scherpstellen

Gebruikmaken van de autofunctie kan erg handig zijn. Toch zijn er situaties waarin de automatische scherpstelfunctie minder prettig werkt. Bij grote diafragma openingen bestaat er bijvoorbeeld een kans dat de focus voor of achter het voorwerp ligt. Is er weinig contract tussen het voorwerp dat je gaat fotograferen en de achtergrond? In dat geval kun je beter kiezen voor handmatig scherpstellen. Ook wanneer het onderwerp zich ergens achter bevindt, zoals een klein vogeltje achter bladeren, is zelf scherpstellen makkelijker.

Welke manier het beste is, hangt dus af van de situatie. Bij bewegende onderwerpen (zoals sportfotografie) wordt er vaak gekozen voor de AF, bij landschapsfotografie meestal voor handmatig scherpstellen. Zorg er in ieder geval voor dat je voldoende oefent met beide manieren: zo krijg je het op gegeven moment vanzelf onder de knie welke scherpstelfunctie het beste past bij het betreffende onderwerp. Met alleen het juist scherpstellen kom je er echter nog niet. Een goede foto vraagt om heel wat meer skills, zoals het kunnen bepalen van de sluitertijd en andere belangrijke instellingen.

Meer lezen?

Lees je graag dit soort artikelen? Dan vind je de artikelen over Adobe bewerkingssoftware, ISO-waarden of gratis fotobewerkingssoftware vast ook interessant!